Steun verschoven van links naar rechts
TEKST BART WALLET
De PvdA-politicus en huidige Eurocommissaris Frans Timmermans merkte ooit op dat Israël het meest binnenlandse thema in de buitenlandse politiek was. Daarmee bedoelde hij dat voor veel Nederlanders en Nederlandse politieke partijen het thema ‘Israël’ nauw samenhangt met hun binnenlandse politiek, hun eigen plek in de samenleving en identiteit. Die analyse snijdt hout, niet alleen voor de huidige politiek, maar evenzeer voor de afgelopen 75 jaar.
De oprichting van de Staat Israël in 1948 plaatste de Nederlandse politiek voor een bijzonder lastige puzzel. Er was veel sympathie voor de jonge Joodse staat in de samenleving. De strijd die losbarstte tussen Israël en de naburige landen werd door velen gezien als die tussen David en Goliath, waarbij Nederland als klein land een natuurlijke voorkeur had voor Israël als de kleine, onderliggende partij. Met name aan de linkerkant van het politieke spectrum was sprake van Israël-enthousiasme, al snel na de stichting van de staat op 14 mei 1948 drong de PvdA bij de regering aan op erkenning van Israël.
Dat lag echter erg lastig. Daarvoor waren meerdere redenen. Groot-Brittannië, geregeerd door Labour, was niet blij met de stichting van Israël. Nederland voelde zich geremd om een politieke beslissing te nemen die tegen
de Britten inging. Dat land had ons per slot van rekening niet zo lang geleden met veel opoffering bevrijd van de nazi-bezetting. Eerder al had Nederland ermee ingestemd om in het geheim met de Britten samen te werken om zionistische netwerken die Joden illegaal naar Palestina smokkelden in kaart te brengen en tegen te gaan. Nederlandse geheim agenten probeerden te infiltreren in de Nederlandse zionistische organisaties, die in de Johannes Vermeerstraat in Amsterdam hun hoofdkwartier hadden.
Minstens zo belangrijk was dat Nederland zelf in een koloniale oorlog was verwikkeld in ‘de Oost’. Indonesië probeerde zich vrij te vechten van het koloniale moeder- land. Dat gebeurde met militair geweld maar ook door middel van onderhandelingen. Nederland bleef lang hopen de controle over Indonesië te behouden, bijvoor- beeld door middel van een gezamenlijke statenbond. De oprichting van de staat Israël was hierbij een lastig en gevoelig thema.
Vertegenwoordigers van de Arabische Palestijnen hadden de Indonesische eilanden al bezocht met als doel geldinzameling voor de strijd tegen de Joden en politieke bewust- wording. De koloniale autoriteiten waren als de dood dat deze Palestijnse propagandisten de islamitische bevolking op zouden zetten tegen Nederland. Een erkenning van Israël zou olie op het vuur gooien en de situatie onhandelbaar maken.
Pas toen Amerikaanse druk het Nederland onmogelijk maakte de dekolonisatie van Indonesië nog langer tegen te houden en het land schoorvoetend de Indonesiërs hun onafhankelijkheid gaf, was de weg vrij voor dat andere dossier: erkenning van Israël. In 1949 werd het land de facto erkend en in 1950 volgde de officiële de jure erkenning.
Wat tamelijk verrassend was: hoewel Nederland Israël erg laat erkende, was het wel het eerste Europese land dat een handelsovereenkomst met het land sloot. Nederland had al die tijd een consul-generaal in het gebied gehad die de nodige voorbereidingen had getroffen. Daarbij had Neder- land een streepje voor op veel andere landen: het was het enige Europese land dat de ambassade in Jeruzalem en niet in Tel Aviv vestigde.
Koude Oorlog consensus
Vanaf 1950 breekt een lange periode aan waarin er in
de breedte van de Nederlandse politiek een grote mate van steun is voor de staat Israël. De belangrijkste reden daarvan is de Koude Oorlog. Nederland positioneerde zich stevig in het nieuwe trans-Atlantische bondgenootschap, waarbij de Sovjet-Unie en diens satellietstaten de grote tegenstanders waren. In het Midden-Oosten stond Israël aan de kant van het westen, terwijl veel Arabische landen zich door de Sovjets lieten steunen. Tegelijkertijd was het opmerkelijk dat de grote politieke stromingen in Neder- land elk hun eigen motivatie hadden om achter Israël te staan.
“Een tweede Holocaust, nu in het Midden-Oosten, moest koste wat het koste vermeden worden.”
Voor de sociaaldemocraten was de liefde voor Israël eigen- lijk een liefde voor het eigen ideologische project. In Israël werd, onder stevige leiding van de Israëlische arbeiders- partij, het utopische visioen van een sociaal democrati- sche samenleving gerealiseerd met een oppermachtige vakbond en experimentele kibboetsiem. De liberalen liepen daar wat minder hard voor, voor hen was de Koude Oorlog-context beslissend en het idee dat Israël een voor-
uitgeschoven post was van de westerse beschaving. Bij de confessionele partijen overheerste een religieus motief: de Joden waren eindelijk teruggekeerd naar het Bijbelse land en toonden daarmee de betrouwbaarheid van de Bijbel. Voor elk van deze politieke stromingen kwam daar nog eens de verwerking van de Tweede Wereldoorlog bovenop: de Joden hadden in de oorlog er vrijwel alleen voorge- staan, dit zou niet nog een keer gebeuren. Een tweede Holocaust, nu in het Midden-Oosten, moest koste wat het koste vermeden worden.
Opkomende kritiek
In de jaren ’70 werd, naast de support voor Israël, ook steeds duidelijker een kritische beweging zichtbaar die aandacht vroeg voor het lot van de Palestijnen. Eerder was dat beperkt tot kleine groepen Arabisten en katholieken, die zich soms ook al fel tegen Israël konden keren. In de nasleep van de oorlog van 1967 werd dat veel zichtbaar- der. Door die oorlog kwam de Palestijnse nationale bewe- ging voorgoed op de kaart. Met name in de linkse partijen zorgde dit voor lastige keuzes: waren nu de Israëli’s of de Palestijnen de underdog die steun behoefden? Was het zionisme nu een bevrijdingsbeweging of een koloniale bezettingsmacht? Moest de PLO nu gezien worden als een terroristische organisatie of als een legitieme beweging van vrijheidsstrijders?
Dergelijke vragen zorgden voor een publiek debat dat nu duidelijk ook kritische vragen aan Israël ging stellen, iets wat nog versterkt werd door de Eerste Libanonoorlog, waarbij Israëlische bondgenoten een slachtpartij hielden in de Palestijnse vluchtelingenkampen Sabra en Shatila. Ondertussen bleef de dominante politieke lijn er een van grote steun aan Israël – daarvan afwijken zou zorgen voor scheuren in het Koude Oorlog-front en dat wilde vrijwel niemand.
Hoop en desillusie
Toen de Berlijnse Muur in 1989 viel en de Koude Oorlog tot een opmerkelijk snel einde kwam, diende zich een nieuwe fase aan. De automatische steun voor Israël verdween, er was geen overkoepelend geopolitiek vraagstuk waardoor Nederland en Israël bij voorbaat aan dezelfde kant stonden gesorteerd. De Israëlische samenleving
was bovendien vanaf 1977 gaandeweg aan het verrechtsen, waarbij het veranderde van een socialistische in een liberaal-kapitalistische samenleving. Linkse politieke partijen zagen hun traditionele favoriete utopie geleidelijk verdwijnen. De secularisering van de Nederlandse samenleving zorgde er voor dat de invloed van de confessionele partijen, met hun traditionele Israël-sympathie, aan kracht begon in te boeten.
Toch hield de brede politieke support voor Israël het nog een decennium vol. Het einde van de Koude Oorlog had de start van het vredesproces mogelijk gemaakt: Israël en de Palestijnen begonnen een geleidelijk proces dat uiteinde- lijk moest leiden tot twee vreedzame staten naast elkaar. Dit zorgde voor optimisme en nieuwe hoop en Nederland- se politici ondersteunden dat maar wat graag. Ook toen extreme groepen in zowel de Israëlische als Palestijnse samenleving dat vredesproces om zeep probeerden te helpen.
“Israël is goeddeels een rechtse hobby geworden.”
Aan het begin van de 21e eeuw veranderde dat allemaal. In 2000 klapte de laatste poging tot duurzame vrede in Camp David en een jaar later brak, in het kielzog van de aanslagen van 9/11, de ‘War on Terror’ uit. Nu was de Nederlandse politiek echter diepgaand verdeeld geraakt. Zowel aan de rechter- als de linkerkant van het politieke spectrum werd het thema Israël/Palestina ‘cultural code’, naar de term van Shulamit Volkov. Wie links was, kritisch op het kapitalisme en op neokolonialisme, en voor ruimte voor minderheden tooide zich op social media en bij demonstraties met een Palestijnse vlag. Steun voor de Palestijnse zaak hoorde bij het linkse politieke pakket.
Wie daarentegen rechts en populistisch-rechts was, nati- onalistisch en tegen de islam, schaarde zich aan de kant van Israël. Opeens doken Israëlische vlaggen op allerlei plekken op waar ze dat voorheen nooit deden. Ook het krimpende politieke midden ontkwam er vaak niet aan om partij te kiezen.
Waar Israël eerder een verbindend politiek thema was waarvoor support bestond, dwars door politieke scheidslijnen heen, is dat nu niet langer het geval. Israël is goeddeels een rechtse hobby geworden. Voor links is het steeds moeilijker geworden om zich met Israël te identificeren: de sociaaldemocratie in het land is gereduceerd tot bijna niets en het voortdurende conflict wordt maar niet opgelost. Waar in 1948 links de voornaamste drijvende kracht was achter erkenning voor de Staat Israël en rechts afwachtend was, zijn nu de rollen omgekeerd. Het thema Israël is zo in de Nederlandse politiek, na een lange periode van grote consensus, verschoven van de linker- naar de rechterkant.•