“Hun menselijkheid weer teruggeven”
TEKST RICO BRENTJENS EN FERRY BIEDERMANN FOTO’S VIA HET JCK
Het lijkt ondenkbaar, maar de Holocaust blijft controversieel, bijna tachtig jaar na het eind van de Tweede Wereldoorlog.
Van ontkenning en soms schokkend gebrek aan kennis, tot strubbelingen over Holocausteducatie of gevoeligheid rond conflicten, zoals in Gaza, de discussies laaien vaak hoog op. Te midden van dat alles is er nu een doorwrocht Nationaal Holocaustmuseum in het Joods Cultureel Kwartier (JCK) in Amsterdam dat een grote rol moet gaan spelen in het overbrengen van het verhaal.
“Dit is een museum dat volledig gaat over wat er gebeurt als je andere mensen ontmenselijkt,” zegt Emile Schrijver, algemeen directeur van het JCK. De nadruk van het museum dat in maart de deuren opende, ligt heel sterk op de Jodenvervolging in Nederland. De tentoonstelling op de twee bovenste verdiepingen van het gebouw geeft een krachtig en zelfs beklemmend beeld van hoe het net zich steeds meer sloot rond Joden, Roma en Sinti waarvan 102.000 uit Nederland zijn weggevoerd en vermoord. Ongeveer 75 procent van de voor de oorlog in Nederland aanwezige Joden werd gedood, het hoogste percentage in West-Europa.
Het verhaal wordt in grote mate verteld door het te hebben over de betrokkenen, deels ook de daders, maar vooral
de vervolgden. “We kiezen ervoor om de mensen van wie hun menselijkheid is ontnomen, door in te zoomen op die individuele levens, hun menselijkheid weer terug te geven,” zegt Schrijver. Dat gebeurt vooral aan de hand van foto’s en authentieke objecten, vergezeld van teksten die vaak eindigen met “In Auschwitz vermoord”. Ook kunnen bezoekers een audiotour nemen en is er veel beeld, ook bewegend en soms gruwelijk, over antisemitisme, anti-Joodse maatregelen en het Joods leven voor, tijdens en in de vaak ook moeilijke periode na de oorlog.
Onder de belangrijke hulpmiddelen om de bezoeker met de levens van de vervolgde mensen te verbinden zijn “vergeet-me-nietjes”, installaties door de tentoonstelling heen die een object tonen met een individueel verhaal. Zoals bijvoorbeeld het verzilverde poederdoosje van Chaja Borzykowski. Door de anti-Joodse maatregelen werd Chaja ontslagen. Haar collega’s vonden het gedwongen ontslag vreselijk en gaven haar als afscheidscadeau een verzilverd poederdoosje. Chaja werd gearresteerd en daarna vergast in Sobibor.
Keuzes
Bij het opzetten van zo’n groot en veelomvattend museum zijn uiteraard keuzes gemaakt. Dat het Nationale Holocaustmuseum zich richt op de Nederlandse ervaring ligt voor de hand en de focus op individuele verhalen past in de hedendaagse manier van geschiedenis presenteren. Andere keuzes zijn deels ingegeven door de plek waar het nieuwe museum zich bevindt: in de voormalige Hervormde Kweekschool waar ongeveer zeshonderd kinderen uit de ernaast gelegen Joodse crèche werden gered en de onderduik in gestuurd.
“Het feit dat we in deze gebouwen zitten, voegt waarde toe aan het Holocaustmuseum.”
De begane grond van het museum, na de receptie, is gewijd aan het lot van de kinderen uit de crèche. Daarvan werden de meesten gedood, maar er is dus dus ook aandacht voor het verzet en de moedige redding, inclusief een nieuw dankteken in een patio. Op de vraag of dat problematisch is, gezien de zeker vroeger in Nederland heersende tendens om verzet en onderduik een relatief prominente plaats te geven in de vaderlandse geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog, antwoordt Schrijver ontkennend. “Het feit dat we in deze gebouwen zitten, dat je het op de originele plekken doet, voegt waarde toe aan het Holocaustmuseum.” Hij benadrukt dat het museum ook gezien moet worden in combinatie met de Hollandsche Schouwburg aan de overkant van de Plantage Middenlaan, van waaruit tienduizenden mensen werden gedeporteerd.
Moordmachine
Wat er met de mensen gebeurde na deportatie, hoe ze opgeslokt werden in de massale moordmachine op industriële schaal van de nazi’s, een centraal thema in veel andere Holocaustmusea, wordt in het Nationaal Holocaustmuseum op een andere manier benaderd. Er is tekst en vertelling over de kampen, maar minder beeld dan in sommige gelijksoortige musea. Er worden vooral verhalen verteld over de mensen die erin verdwenen, onder meer aan de hand van voorwerpen. Verder zijn er gruwelijke beelden van na de bevrijding.
“Die industrialisering van het moordproces, als je alle lagen van de tentoonstelling meeneemt, zit die er wel degelijk in. Maar we hebben geen foto van een gaskamer in Auschwitz waar je naar een lege ruimte kijkt en je je nog steeds niets kan voorstellen,” zegt Schrijver. De keuze om een ander soort museum te maken, is bewust genomen, zegt hij.
De tentoonstelling is zorgvuldig gemaakt en er is veel onderzoek gedaan naar wat het meest effectief en educatief zou zijn om de geschiedenis van de Holocaust over te brengen, vertellen Schrijver en projectleider Annemiek Gringold. “We hebben in aanloop naar dit museum een pilot gedraaid en focusgroepen gevraagd naar hun mening over gebruik van expliciete foto’s en beeldmateriaal van de massale moord. Het publiek vindt dat het Holocaustmuseum deze beelden moet tonen, maar ook zorgvuldig een keuze moet maken. Grote aantallen gruwelijke beelden die vergelijkbare situaties tonen is volgens dit publieksonderzoek niet goed,” concludeert Gringold.
Inspringen op Holocausteducatie
Het is in Nederland slecht gesteld met de kennis over de Holocaust, vooral onder jongeren, concludeerde een, niet onomstreden, onderzoek van de Claims Conference vorig jaar. Nederland zou het slechtst scoren onder de West- Europese landen. Onderwijs is een belangrijke pijler voor het JCK en zeker voor het nieuwe Holocaustmuseum, waarvoor op maat gemaakte onderwijsprogramma’s zijn ontwikkeld, vertelt Julia Sarbo, specialist Holocausteducatie bij het JCK. Het museum heeft samen met de Hollandsche Schouwburg drie educatieve ruimtes waar klassen worden ontvangen.
De onderwijsprogramma’s zijn aangepast aan de verschillende leeftijden en onderwijsniveaus en sluiten aan bij de verschillende curricula. Groep 7 en 8 van de basisschool bezoeken alleen de Hollandsche Schouwburg en de begane grond van het nieuwe museum, met de geschiedenis van de redding uit de crèche. Volgens Sarbo is er bewust voor gekozen om ze niet te confronteren met “de heftigheid van de Sjoa en de gruwelijke beelden”. Ook leren ze twee kinderen kennen, eentje gered uit de crèche en de ander vermoord in Sobibor.
Verder wordt er qua niveau onderscheid gemaakt in de programma’s voor het voortgezet onderwijs. Vmbo- klassen gaan veel met elkaar in gesprek en bouwen zelf, in de educatieve ruimte, een kunstwerk voor vermoorde Joodse leerlingen van een basisschool. Hun focus ligt op burgerschapsvraagstukken en zij behandelen welke impact de Sjoa heeft gehad op individuele mensenlevens. Net als groep 7 en 8 brengen zij alleen een bezoek aan de Hollandse Schouwburg en de begane grond van het Nationaal Holocaustmuseum. Havo- en vwo-klassen (leerlingen van dertien jaar en ouder) gaan wel naar de meer confronterende permanente tentoonstelling omdat “zij naar verwachting de gruwelijke beelden emotioneel beter aankunnen”. Met behulp van tablets onderzoeken ze verschillende thema’s zoals de anti-Joodse maatregelen, onderduik en wat er gebeurde in de concentratiekampen. Mbo-studenten richten zich daarentegen op de mensen die de redding uit de crèche mogelijk maakten en onderzoeken hun perspectief.
Net als bij vmbo-klassen ligt ook hier de nadruk op burgerschapsthema’s, wel kijken ze meer naar hun eigen perspectief als jongvolwassenen.
“Aanvragen van scholen om het nieuwe Nationaal Holocaustmuseum te bezoeken.”
Het JCK doet ook aan Holocausteducatie buiten het nieuwe museum. Talkshow in de klas is voor klassen waar het lastig is om over de Sjoa en antisemitisme te praten. Een medewerker van het JCK bezoekt de klas en verkent samen met hen wat er speelt. “Vaak voelen leerlingen een diepere laag van onrecht en onbegrip rondom het bespreken van het Midden-Oosten conflict, of hebben ze zelf discriminatie meegemaakt. Het is daarom ons doel om leerlingen te helpen begrijpen hoe hun gevoelens en gedachten over ongelijkheid in Nederland verband houden met de Sjoa, Joden en Israël”, aldus Sarbo. Aan de andere kant ziet het JCK dat er een heleboel scholen zijn waar Holocausteducatie niet tot ingewikkelde discussies in de klas leidt. Er liggen al aanvragen van scholen die het nieuwe Nationaal Holocaustmuseum graag willen bezoeken. •