Tranen voor je tegenstander

Voorblad van Duitse Haggada uit de 15de eeuw
Geschreven op: 22-04-2024
Delen:

Pesach column ASJER WATERMAN

Wanneer ik voor het eerst bij iemand thuis kom, kan ik de verleiding nooit weerstaan om in de boekenkast te gluren. Soms valt er uit de selectie heel wat af te leiden over de persoon. Niet alleen vanwege de soorten boeken die er staan (zo vermoed ik dat er bij u wellicht een Haggada in de kast staat…) maar ook bijvoorbeeld door hoe ze eruitzien, hoe ze zijn geordend, of andere sporen van hoe er met die boeken is omgegaan door de eigenaar.

Even terug naar die Haggada, het is immers Pesach. Die Haggada is om meerdere redenen een bijzonder boek, maar misschien nog wel het meest omdat het een van de meest gebruikte boeken in Joodse boekenkasten is. Zelfs Joden die niet heel veel met hun Jodendom doen in het dagelijks leven vieren vaak wel Pesach, en als je Pesach viert heb je een Haggada nodig. Daar staat namelijk het script van de avond in, waarbij we een re-enactment doen van het exodusverhaal en een tijdreis maken van Egyptische slavernij naar vrijheid.

Wanneer je die Haggada openslaat, dan kan je zien of deze gebruikt is. Het overkwam mij een keer tijdens mijn werk in de bibliotheek Ets Haim dat ik een Haggada opensloeg en er een stuk matze in bleek te zitten. Mijn hersenen sloegen direct op hol: hoe komt deze matze hier terecht? Is het vergeten door de vorige eigenaar, verstopt door een kind dat geen matze lust, of misschien was het een afikoman die nooit is gevonden? Hoe het ook zij, deze Haggada was duidelijk gebruikt tijdens een seder. De meeste Haggadot zullen geen stukje matze hebben, maar andere gebruikssporen zal je in bijna elke Haggada tegenkomen. Sla maar eens de pagina open waar de tien plagen worden genoemd. Tijdens de seder is het gebruikelijk om tijdens het noemen van de plagen bij elke plaag een druppel wijn met een vinger uit het glas op een servet of het tafelkleed te spetteren waarbij de druppel vaak in de Haggada belandt.

“Je verheugen om het leed van je tegenstander is misplaatst.”

Een van de verklaringen van deze traditie is dat de druppels als het ware tranen zijn voor de Egyptenaren. Die tien plagen gingen van kwaad tot erger, met als laatste plaag de dood van alle eerstgeborenen van de Egyptenaren. Niet alleen de eerstgeborene van Farao – die immers de sleutelfiguur was die overtuigd moest worden om de Joden te laten gaan – maar alle eerstgeborenen van heel Egypte werden gedood. Dat is niet niks als je er even bij stilstaat. Stel je voor dat je die nacht door een Egyptische stad zou hebben gelopen en tijdens de ochtendschemer het oorverdovende geschreeuw zou hebben gehoord van de ouders die hun eerstgeborenen dood in hun bed aantroffen. De rillingen lopen je over het lijf.

De traditie leert dat we op dit punt van de seder even stilstaan bij dat leed. Ja, de plagen waren een onderdeel van de bevrijding van het Joodse volk. Maar de tranen die dat heeft gekost bij de Egyptenaren, bij onze onderdrukkers, krijgen ook een plek in de jaarlijkse hervertelling van het verhaal. Er is een bekende Midrasj in het Talmoedtraktaat Sanhedrin die vertelt dat, toen de Israëlieten eenmaal veilig aan de andere kant van de Rode Zee waren aangekomen en Farao’s leger daarin verdronk, de engelen van God uitbundig begonnen te zingen. Waarop God woedend tegen hen zei: hoe durven jullie te zingen wanneer mijn schepping aan het verdrinken is in de zee?

De boodschap is duidelijk: feestvieren om de ondergang van je tegenstander is ongepast, je verheugen om het leed van je tegenstander misplaatst. Het is een idee dat mij deze Pesach niet los zal laten. Chag same’ach. •

Ontvang updates van Benjamin online

Via de email updates over nieuwe artikelen van de Benjamin online ontvangen? Laat je mailadres achter.
* Vereist veld

Ontvang Benjamin alerts zodra er wat nieuws geplaatst is.




Blijf op de hoogte

Ontvang de tweewekelijkse nieuwsbrief van JMW in je mailbox
Ja, ik wil mij aanmelden