Orthodoxe weerstand en agrarische opleidingen
TEKST KARIEN ANSTADT EN PATRICK STERNFELD
Het zionisme kwam in Nederland organisatorisch, zij het niet qua aanhang, snel van de grond. Zionisten togen al voor de oprichting van de Nederlandse Zionistenbond naar de provincie, de mediene. Dat stuitte aanvankelijk juist daar, buiten de grote steden met hun meer geseculariseerde Joodse bevolking, vaker op weerstand van de traditionele Joodse orthodoxie.
Theodor Herzl belegde het eerste zionistische congres in Basel in 1897. Zelfs voor de oprichting in 1899 van de Nederlandse Zionistenbond (NZB) werden de afgevaardigden tijdens het tweede zionistische congres in 1898 opgeroepen om ook de Joodse gemeenten en instellingen in de mediene warm te maken voor het zionisme. Zij gaven gehoor aan die opdracht en gingen op diverse plekken in het land lezingen houden.
De traditionele Joodse orthodoxie was daar vaak niet van gediend. Binnen de Joodse orthodoxie huldigde men de opvatting dat slechts de komst van de Messias de diaspora zou kunnen opheffen. Velen van hen zagen de zionisten bovendien als seculiere Joden en dus als een gevaar voor het traditionele religieuze leven.
Richtingenstrijd
Zo brak er rond 1909 een conflict uit tussen Joodse bestuurders toen de antizionistische opperrabbijn Eliazer Hamburg in Groningen sollicitant Isidore Hen, lid van de Nederlandse Zionistenbond, afwees. Hen solliciteerde vanuit Hilversum naar de functie van voorzanger in Groningen maar opperrabbijn Hamburg stelde als eis dat hij zijn zionistische ideeën niet zou uitdragen. Hen weigerde dat. In Joodse kring werd vervolgens fel gedebatteerd door voor en tegenstanders van dit besluit. Ook de schrijfster Carry van Bruggen, geen zionist, mengde zich in het publieke debat en trok partij voor Hen. Het ging erom dat velen, ook in de georganiseerde Joodse wereld, van mening waren dat er binnen de Joodse besturen en kerkenraden ook plaats moest zijn voor zionisten.
In Van Bruggens roman Het huisje aan de sloot (1921) waarin door de ogen van een klein meisje het Joodse leven in de kleine kille Zaandam wordt beschreven, komt een scène voor waarin hulponderwijzer David Denneboom enthousiast over het Heilige Land vertelt en op wat voor manier de Joden daar naar terug zouden kunnen keren: “Toen ineens … wat waren ze geschrokken, niemand had hem uit de achterdeur en over het gras horen koomen = …daar stond mijnheer Snoek achter de kring, juist tegenover David Denneboom en over hun hoofden heen kwam zijn stem, bijna boos. ‘Dat kunnen geen menschen, dat kan alleen de Mosjieag’.”
Sterke identificatie met Nederland
Toch wonnen de zionisten terrein. In 1911 gaf de NZB aan dat er nu ook enkele zionisten zaten in de kerkenraden
in Rotterdam, Utrecht, Nijmegen, Amersfoort, Arnhem, Assen en Coevorden. Het aanvankelijke gebrek aan enthousiasme had nog een andere reden. Nadat de Joden in Nederland burgerlijk werden gelijkgesteld (1796) was er in de 19de eeuw een ontwikkeling op gang gekomen van sterke identificatie met Nederland. De Joden hadden al een sterke band met de Oranjes. Zij voelden zich niet langer Nederlandse Joden maar Joodse Nederlanders. Er waren dorpjes waar Joodse vrouwen zelfs in de gangbare klederdracht liepen.
Zionisme vond men, dat was wat voor de Oost-Europese Joden die onder vervolging te lijden hadden. Met de opkomst van het fascisme in Duitsland en de komst van De Balfour-declaration tijdens het Brits mandaat (2 november 1917), neerkomend op een toezegging tot de stichting van een nationaal tehuis voor het Joodse volk, betekende een extra stimulans voor de zionistische beweging.
“Balfour-declaration, extra stimulans voor de zionistische beweging.”
Groep pioniers op het dak van Beth Chaloets in Deventer, 1940
Duits-Joodse vluchtelingen, nam bij velen het gevoel van vanzelfsprekende veiligheid af en de belangstelling voor het zionisme toe. In totaal zouden zo’n 75.000, voornamelijk socialistisch georiënteerde Joden uit Midden-en Oost-Europa, in het volgens hen onontgonnen land de basis leggen voor de eerste kibboetsen. Een succesvolle toekomst voor de immigranten hing, zoveel was echter duidelijk, af van een gedegen kennis op het gebied van land- en tuinbouw. Met dit voor ogen kwam in Europa een beweging van de grond, de Hachsjara, voornamelijk gericht op jongeren om daarin in praktische zin te voorzien. Een afgeronde Hachsjara opleiding werd een vereiste om Palestina te mogen betreden.
Joodse pioniers in Nederland
Ook in Nederland ontstonden door heel het land initiatieven tot het oprichten van opleidingen, gebaseerd op verschillende categorieën zoals levensbeschouwelijke grondslag. De stichting van de eerste opleiding, op zionistische leest geschoeid, vond plaats in 1918 (Ru Cohen) met als centrum ervan het Verenigingsgebouw Beth Chaloets in Deventer. De opleiding bestond niet alleen uit landbouw maar ook uit diverse vakken die noodzakelijk waren voor het agrarische leven in zijn geheel, bijvoorbeeld monteurswerk. Bovendien leerde men Hebreeuws. De leerlingen, tegen 1940 zo’n 250, werden bij boeren door heel het land ondergebracht om praktische ervaring op te doen.
“Chaloetsiem, een gemakkelijke prooi voor de bezetter.”
In 1933 zette de religieus-zionistische Mizrachi beweging ook een religieus georiënteerde Hachsjara op. Onder de naam Dath-va Eretz (Geloof en Land), richtte de beweging in Franeker* en in Beverwijk twee kibboetsen op. Gelijktijdig was er de oprichting van een orthodoxe, niet- zionistische variant door Agoedath Jisrael in Twekkelo (Enschede) met de ingebruikname van een villa: Haimers Esch. Deze beweging was niet uit op een Joodse staat maar op een Joods religieus leven op de heilige plaatsen. Voor jongeren onder de 18 werden in Gouda (1939) in de Catharinahoeve de Joodse Jeugdfarm en in Loosdrecht Paviljoen Loosdrechtse Rading opgezet.
Vluchtelingen, bezetting en vernietiging
Met de opkomst van het fascisme in de jaren dertig begonnen veel Joodse vluchtelingen uit Duitsland
en Oostenrijk naar Nederland te komen. Om jonge vluchtelingen op te vangen en een opstap te bieden voor emigratie richtte de Stichting Joodse Arbeid in 1934 het Werkdorp Nieuwesluis Wieringermeer op. Palestina was voor velen niet de ultieme bestemming, zij kozen voor de VS of Zuid-Amerika.
Het dorp, door de werkdorpers zelf opgebouwd, bood onderdak aan driehonderd bewoners. Het zou in totaal 740 bewoners herbergen tussen 1934 en 1941. Veel van de idealen van de Hachsjara zijn in dit project terug te vinden, maar het gaat te ver om het concept helemaal gelijk te stellen aan dat van de Palestina-pioniers. Die hadden ondertussen centra opgericht in o.a. Twello, Winterswijk, Marum** en Den Bosch.
Zelfs na de Duitse bezetting van Nederland, werd in juni 1940 nog een Joodse Centrale voor Beroepsopleidingen opgericht om als coördinerend orgaan voor alle Hachsjara instellingen in Nederland te fungeren. De organisatie kwam in 1941 onder de Joodse Raad te vallen en werd in 1943 geliquideerd.
“Agrarische opleidingen waren op den duur echter niet meer levensvatbaar door de uitgedunde Joodse gemeenschap.”
Het simpele feit dat de Hachsjara meebracht dat er geregistreerd en in groepsverband werd gewoond en gewerkt maakte de groepen van chaloetsiem (pioniers) tot een gemakkelijke prooi voor de bezetter. De meesten werden gedeporteerd en overleefden de oorlog niet. In Bergen-Belsen zouden enkelen door de Duitsers worden uitgewisseld voor Duitse krijgsgevangenen.
Hachsjara als beweging werd op 14 september 1945 voortgezet onder de naam stichting Hachsjara en Aliya (emigratie naar Israël) met dezelfde doelen. De agrarische opleidingen waren op den duur echter niet meer levensvatbaar door de uitgedunde Joodse gemeenschap en te weinig kandidaat emigranten. Een bureau voor emigratie bleef echter bestaan. •
*In april en mei wordt de door JMW gesteunde theater- voorstelling Kibboets op de klei, op diverse plekken in Franeker opgevoerd. Info en kaarten: www.stichtingwolf.nl/kibboets-op-de-klei
**Benjamin 129
Bronmateriaal: Proefschrift De zionistische beweging in Nederland 1899 – 1941, door Ludy Giebels, april 1975.