“Benoemen en tonen wat er gebeurd is.”
Asjer Waterman
De Black Lives Matter-protesten en de daardoor opgelaaide discussies over racisme en het slavernijverleden laten ook de Joodse gemeenschap niet onberoerd. Enkele NederlandsJoodse organisaties hebben zich achter de protesten geschaard, anderen zijn huiverig voor wellicht anti-Joodse sentimenten onder de demonstranten. Aanleiding voor een debat in juli 2020, georganiseerd door JMW en het Joods Cultureel Kwartier in Amsterdam. Over de Joodse rol in de slavernij.
Dat die rol er was, in mindere of meerdere mate, werd tijdens het debat duidelijk, evenals de gevoelens van ongemak, schaamte alsook bezorgdheid onder delen van de Joodse gemeenschap over het mogelijk opnieuw tot zondebok worden bestempeld. Geen gemakkelijk gesprek, en daarom in eerste instantie een debat, onder de noemer Slavernij, van Egypte tot de plantage, dat vooral binnen de Joodse gemeenschap werd gevoerd.
Auteur Robert Vuijsje leidde de discussie in het Joods Historisch Museum, JHM, over wat het Joodse aandeel was, hoe dat verleden onderzocht kan worden en wat de uitkomsten daarvan in de praktijk betekenen voor de Joodse gemeenschap in Nederland. Vuijsje maakte furore met zijn debuutroman ‘Alleen maar nette mensen’, waarin een Joodse jongen gefascineerd is door gekleurde vrouwen.
Vorig jaar verscheen daarvan de opvolger, Salomons oordeel, waarin opnieuw identiteit en het ongemak van gesprekken tussen zwart en wit centraal staan. Hij ging in gesprek met een panel van drie deskundigen: Julie-Marthe Cohen, conservator bij het JHM waarvoor ze onder meer de tentoonstelling Joden in de Cariben maakte. Gijs Stork, die onderzoek doet naar het verleden van zijn familie, inclusief hun rol als plantage-eigenaren. En Maria Cuartas, de ambtelijk opdrachtgever bij de gemeente Amsterdam voor de verkenning van een nationaal slavernijmuseum.
Slavenhandel versus slaven houden
De rol van Joden bij de slavernij kwam duidelijk naar voren in de JHM-tentoonstelling over de Cariben, zei Cohen. Nederlandse Joden, aanvankelijk veelal van Spaanse en Portugese afkomst, emigreerden naar de nieuwe wereld en namen daar deel aan het commerciële leven, waren een onderdeel van de slavenmaatschappij en waren deel van het systeem. Portugese Joden hadden met hun wijdverbreide handelsnetwerken een sterk voordeel ten opzichte van anderen die geen gedeelde taal en cultuur hadden met mensen in de grote handelssteden aan de andere kant van de wereld.
Cohen benadrukte het verschil tussen Joden in de slavenhandel en Joden als slavenhouder. De rol van Joden in de trans-Atlantische slavenhandel was te verwaarlozen, terwijl Joden lokaal juist wel erg actief waren als slavenhandelaar en slavenhouder. “Joden waren lokaal juist wel erg actief.”
Een interessant gevolg van de tentoonstelling was dat die een correctie in de vaste opstelling in het JHM tot gevolg had. Waar eerst, mogelijk vanuit een gevoel van schaamte, geprobeerd werd dit deel van de Nederlands-Joodse geschiedenis met een klein stukje tekst af te doen, heeft het onderwerp nu een prominente plek gekregen.
Stork, afstammeling van de Storks van de machinefabriek en de regentenfamilie Six, vertelde dat hij tijdens zijn onderzoek ontdekte dat een van zijn voorouders, Jean Paul Taunay, in Suriname plantage ’t Vertrouwen stichtte. Diens vrouw Susanna reisde na het overlijden van haar man terug naar Nederland. Zij nam toen de tot slaaf gemaakte vrouw Susanna Dumion mee, die de bijzondere leeftijd van honderd jaar bereikte en daarom getekend werd voor de krant.
“Benoemen en tonen wat er gebeurd is.”
Deze tekening is vandaag de dag onderdeel van de collectie van het Teylers museum. Stork reisde naar Suriname om deze geschiedenis uit te zoeken. Niet vanuit een gevoel van schuld, zei hij, maar wel vanuit het idee dat het benoemen en tonen van wat er gebeurd is, en de bereidheid om te luisteren naar wat die geschiedenis voor een ander betekent, bijdraagt aan de toenadering tussen bevolkingsgroepen in een gepolariseerd debat.
Cuartas, die sinds 2017 in opdracht van de gemeente Amsterdam het opzetten van een slavernijmuseum verkent, vertelde dat drie meedingende partijen werken aan het combineren van hun voorstellen. Het is interessant om te zien hoe de huidige discussie de plannen zal beïnvloeden, zei ze. Momenteel zijn die gericht op de trans-Atlantische slavenhandel, maar hoe zit het met slavernij in de Oost?
Antiracisme en antisemitisme
De paneldiscussies stonden stil bij de dilemma’s waar de Joodse gemeenschap mee worstelt als het over het slavernijverleden gaat. Duidelijk is dat ook Joden daarin een aandeel hadden. Maar geeft het erkennen van dat verleden munitie aan antisemitische beweringen dat deze geschiedenis volledig of buitensporig aan de Joden te wijten is? Dergelijke theorieën bestaan en steken ook nu weer de kop op. Bij een Black Lives Matter demonstratie in juni in Parijs werd bijvoorbeeld nog ‘vieze Joden’ geroepen, zo berichtten verschillende media.
“Zijn wij straks de enige boeven?”
Het panel herkende dat er binnen bepaalde groepen zulke ideeën over Joden en slavernij de ronde doen. Onderzoek doen naar dat verleden en er eventueel excuses voor aanbieden, terwijl anderen wiens aandeel wellicht een stuk groter was dat niet doen, zou van Joden weleens de klassieke zondebok kunnen maken.
“Zijn wij straks de enige boeven,” was een vraag die naar boven kwam. Tegelijkertijd werd gesteld dat kritisch naar het eigen verleden kijken en luisteren naar het verhaal van de ander juist polarisatie tegengaat.
De titel van de discussie, Slavernij, van Egypte tot de plantage verwijst naar de Bijbelse traditie dat Joden in de oudheid slaven waren in Egypte. De herinnering aan de slavernij in Egypte is een terugkerend motief in de Tora wanneer gesteld wordt dat de vreemdeling goed behandeld moet worden. Maar welke invloed de Joodse religieuze traditie precies had op de rol in de slavernij, bleef de vraag.