Ronny Naftaniel: Kritische vriend van Israël?
TEKST MARGALITH KLEIJWEGT
“Ik ben in hetzelfde jaar geboren als Israël, ja, we worden allebei vijfenzeventig dit jaar. In mijn jonge jaren was ik niet zo met Israël bezig, ik zat ook niet bij een zionistische jongerenvereniging.”
Ronny Naftaniel, uitgegroeid tot Mister Israël in Nederland, kijkt terug: “Ik was politiek breder geëngageerd, ik demonstreerde in een wit spijkerpak tegen de oorlog in Vietnam en ging naar provo bijeenkom- sten. Ik was een beetje een buitenbeentje op het Amsterdams Lyceum waar voornamelijk keurige kinderen zaten.”
Inmiddels is Naftaniel alweer decennia een gerespecteerd lid van het establishment en al net zo lang een belangrijke stem in Joods Nederland. Bijna zijn hele werkzame leven werkte hij bij het CIDI, het Centrum Informatie en Documentatie Israël, waarvan drieëndertig jaar als directeur. In 2013 ging hij met pensioen.
We spreken elkaar bij hem thuis in Amsterdam-Zuid. Af en toe wordt het gesprek onderbroken door vriendelijke loodgieters die op zoek zijn naar de oorzaak van een lek in het plafond van de woonkamer. Naftaniel pakt de draad van het gesprek na een onderbreking moeiteloos weer op.
“Pff … wat een vermoeiend land.”
— Wanneer ging je voor het eerst naar Israël?
“In 1968, samen met een vriendinnetje. We hadden een tent mee en gingen kamperen. Later hebben we ook in een kibboets gezeten, maar voor zo’n manier van leven ben ik te individualistisch. Allemaal tegelijk opstaan, gezamenlijk eten, samen katoen plukken in het veld, nee, dat was niets voor me. Het land vond ik mooi en boeiend. Mijn ouders waren er nog nooit geweest, ik heb ze bewogen ernaartoe te gaan. Mijn moeder kwam idolaat terug en mijn vader zuchtte en zei: “Pff wat een vermoeiend land.” Beiden hadden gelijk.”
Schok van de Jom Kipoer-oorlog
In december 1973 richtte Naftaniel samen met anderen de Werkgroep Israël op. Hij was zich “rot geschrokken” door de aanval van Egypte en Syrië op Israël, uitgerekend op Jom Kipoer. Israël had steun nodig. De werkgroep be- pleitte een twee-staten oplossing, in die tijd werd daar nog in geloofd. Deze vrijwilligersfunctie effende het pad voor Naftaniels latere rol als belangenbehartiger van Israël.
— Als iemand je tijdens je studie had gezegd dat je Mister Israël zou worden, of, zoals de Volkskrant wat spottend schreef: ‘De onvermoeibare beschermer van de Joodse ziel’, wat had je dan gezegd?
“Dat had ik absoluut niet geloofd, het is zo gelopen. Ik heb van alles gedaan, ik nam de zaak van mijn vader
over toen hij dement werd. Hij dreef een handel in fournituren, sigarenbandjes bijvoorbeeld, bedoeld voor de sigarenindustrie. Daarnaast gaf ik les op een sociale academie. Ik had het druk en was ook nog een goede student, ik ben cum laude afgestudeerd in economie en de verwachting was dat ik in het bedrijfsleven terecht zou komen.” Maar Naftaniel ging vol overtuiging bij het CIDI aan de slag. “Ik volgde mijn hart.”
— Hoe trof je het CIDI aan?
“In het begin was het zeker pionieren. We zaten in een klein kantoortje waar voortdurend lekkage was. Er waren een secretaresse en een documentalist, de voorzitter was professor David Simons, een belangrijk rechtsgeleerde die de Nederlandse grondwet nog heeft herzien.”
Bob Levisson, een prominent liberaal leider binnen het Jodendom, was een van de oprichters en de eerste directeur van het CIDI. Het centrum was een reactie op de veranderende standpuntbepaling van de Nederlandse regering door de Jom Kipoer-oorlog. Nederland stond nog achter Israël, legt Naftaniel uit, maar de olieboycot waarmee Arabische landen westerse landen die Israël steunden straften, leidde tot de eeuwige koopman- dominee strijd. Wel achter Israël gaan staan, maar het mocht niet te veel kosten. Het CIDI werd en wordt betaald met particulier geld, destijds voornamelijk door de Haags Joodse gemeenschap, vertelt Naftaniel, allemaal een beetje chic. “Zo opereerden we ook, er werden keurige brieven aan Kamerleden geschreven waarin werd gesteld dat ze ‘het niet helemaal bij het rechte eind hadden’, konden ze de kwestie niet eens vanuit een ander perspectief bekijken.”
— Hoe bereidde je je voor op je nieuwe functie?
“Door me heel goed in te lezen, veel te studeren en de geschiedenis van Israël goed te leren kennen. Er waren in die tijd internationale clubs waar we mee samenwerkten, zoals de Israel British Israel Public Affairs Committee, een Engelse pro-Israël club die in 1999 werd opgeheven door gebrek aan fondsen.”
Kranten waren in het pre-internet tijdperk op zoek naar meer informatie. Naftaniel kwam op radio en televisie en schreef regelmatig opiniestukken die moeiteloos werden geplaatst. “Er was grote behoefte aan informatie. Nu, met Facebook en Twitter, is elke burger een journalist en een foto gaat binnen een minuut de wereld over.”
“Ik denk dat er zonder Israël nauwelijks nog Joden zouden zijn.”
Een van zijn belangrijkste wapenfeiten is dat hij in de jaren zeventig het bestaan van niet-Jood verklaringen onthulde. Arabische landen riepen westerse bedrijven op tot een boycot van Joodse producten, en ze lieten alleen nog westerse werknemers toe die een niet-Jood- verklaring konden overleggen. Ook Nederlandse bedrijven deden hier aan mee. De onthullingen van Naftaniel werden in Vrij Nederland gepubliceerd waarna er een storm van verontwaardiging volgde. Zijn bevindingen leidden tot een parlementair onderzoek en vervolgens tot wettelijke maatregelen.
Antisemitisme en opkomen voor Joden
Het CIDI groeide intussen gestaag door en het Haags bureau kreeg steeds meer aanzien. Had het CIDI aanvankelijk de taak om de positie van Israël beter voor het voetlicht te brengen, daar voegde Naftaniel de strijd tegen antisemitisme en tegen racisme aan toe: “Twee componenten die vaak samengaan, het was, en is, pure noodzaak je daartegen te keren.”
— Je ging twee tot drie keer per jaar naar Israël. Wilde je er zelf niet gaan wonen?
Ik heb ooit wel gedacht dat ik die stap zou zetten als ik ge- pensioneerd was. Een huis kopen en er dan een paar maan- den per jaar naartoe. Maar we hebben hier vier kinderen en zeven kleinkinderen, dan zou je wel gek zijn om te vertrek- ken en daar dacht mijn vrouw hetzelfde over. Bovendien dacht ik dat ik hier ook nuttig werk kon verrichten.”
— Wat betekent Israël voor je?
“Dankzij Israël kan de Joodse gemeenschap overleven, het is de garantie van het Joodse voortbestaan, een staat die hoe dan ook opkomt voor het recht van Joden. Ik denk dat er zonder Israël nauwelijks nog Joden zouden zijn. Allereerst omdat Joden in de diaspora nooit een Joods politieke vuist kunnen maken. Daar heb je een staatsap- paraat voor nodig, een leger, internationale organisaties, je moet als Joodse gemeenschap voor je rechten kunnen opkomen. Als je vindt dat je een volk bent, wat ik vind, dan heb je recht op een eigen staat en die moet voor jouw belangen en rechten opkomen en dat heeft Israël al die jaren gedaan.”
— Maar Joden kunnen hier ook leven en kinderen krijgen. Je koppelt de noodzaak van een staat aan continuïteit.
“Zeker, in jouw voorbeeld blijven er misschien kleine Joodse gemeenschappen over, maar die zijn toch overgeleverd aan wat voor systeem, regering er toevallig is. Niemand garandeert mij dat antisemitisme niet opnieuw toeslaat en dat het niet opnieuw fysiek bedreigend wordt voor de Joodse gemeenschap.
De paar keer dat het recent heftig werd voor Joden, zoals in Rusland tijdens de communistische periode, was het Israël dat via allerlei manieren heeft geprobeerd de Joden te helpen met het zoeken van contact, het smokkelen van gebedenboeken, en met opvang. Het toelaten van Joden uit Ethiopië is ook ontzettend belangrijk geweest.”
— Waar ben je het meest trots op?
“Op de Maror onderhandelingen over de Joodse tegoeden, die ik met de overheid, banken en verzekeraars voerde. Ik had ook hele lange intensieve gesprekken met de regering en met de beurs. Opmerkelijk is dat, ondanks dat iedereen toch behoorlijk door het stof moest gaan, grote sommen geld moest overdragen, we nog altijd een goede relatie
met elkaar hebben. Alle partijen kregen gaandeweg meer begrip voor de grote problemen die Joden na de Tweede Wereldoorlog tegenkwamen. Joden die niet meer in hun huis konden, die al hun spullen kwijt waren.
In verschillende steden wordt nog steeds onderzoek gedaan naar Joods huizenbezit. En naar gemeenten die na de oorlog heffingen oplegden aan Joden die ondergedoken zaten terwijl er nazi’s in hun huis woonden. Volstrekt immoreel. Daar ben ik tot op de dag van vandaag mee bezig. Dat werk houdt me van de straat.”
Politieke dilemma’s
Ik vraag hem of het met de nieuwe Israëlische regering niet lastig is om een positief verhaal over Israël te vertellen? Naftaniel, heel actief op Twitter en Facebook waar hij zijn zorgen uit over de rechtse ramkoers, zeker waar het de uitholling van de rechtsstaat betreft, heeft hoop dat het tij zal keren.
Hij maakt een vergelijking met Menachem Begin die in 1977 in Israël aan de macht kwam nadat er dertig jaar een socialistische regering was geweest. “Dat was een schok. Het eerste wat hij deed na zijn verkiezingsoverwinning was dansen met de torarol in een Israëlische nederzetting, waarmee hij aangaf dat er een ander beleid zou komen.
Ik moest op de radio uitleg geven en was somber. In de auto terug zei ik tegen mijn vrouw Jet: ‘Ik weet niet of
ik bij het CIDI blijf want met deze regering kan ik niet uit de voeten. Maar het is ook Menachem Begin geweest die vrede met Egypte heeft gesloten en het is onder hem geweest dat de eerste Camp David onderhandelingen plaatsvonden, ook met Palestijnen. Het leidde niet tot iets, maar Begin, die zich voordien tegen de Palestijnen keerde, had het opeens over de legitieme rechten van het Palestijnse volk.”
“Geen elementen in het beleid die ik met verve zou durven verdedigen.”
“Dus ja, op dit moment is de situatie in Israël heel moeilijk. Er zijn ook geen elementen in het beleid die ik met verve zou durven verdedigen. Vooral de scheiding der machten, de trias politica, wordt bedreigd.”
Het rechtse geluid is nog nooit zo extreem geweest. Minister van veiligheid Itamar Ben Gvir, leider van de partij Joodse Kracht, werd afgewezen voor militaire dienst omdat hij te extremistisch zou zijn. En Avi Maoz, leider van eenmansfractie Naom, wordt door liberale media omschreven als een ‘homofobe, racistische vrouwenhater.’ Maar de regeringsplannen die de meeste kritiek krijgen betreffen de rechtsstaat. Een meerderheid van het parlement moet straks wetten waarvan het Hooggerechtshof oordeelt dat die in strijd zijn met de basiswetten, alsnog kunnen aannemen. Premier Benjamin Netanyahu zegt dat de hervorming nodig is ‘om de balans tussen de machten te herstellen’. Het Hof zou zich de afgelopen decennia te veel met besluitvorming hebben bemoeid.
“Nee, ik hou niet van politici die corrupt zijn, daar sta ik ver van. Vanuit mijn trotse pro-Israël gevoel heb ik met deze regering niets op.” Toch geeft Naftaniel, denkend aan de tijd met Begin, de hoop zeker niet op. “De meeste Nederlanders zeggen dat deze regering catastrofaal is voor het Israëlisch-Palestijnse vraagstuk, dan zeg ik: dat weet ik zo net nog niet. Dat wil ik nog wel even zien.”
— Zullen Nederlandse Joden zich door deze regering anders tot Israël verhouden?
Ja ik ben bang dat het veel Joden onverschilliger zal maken, in Amerika zie je dat al gebeuren. De liberale waarden die Israël altijd hoog heeft gehouden staan onder druk. Israël is een mengelmoes van culturen, maar het was leven en laten leven.”
— Wil je graag optimistisch zijn? Dat Begin zo opereerde was misschien een verrassing, maar Netanyahu kennen we toch al langer?
“Vergeet niet dat in de tijd dat hij premier was, het aantal gewapende treffens tussen Israël en Palestijnen uitermate gering was. Hij sloot in 2020 ook de Abraham akkoorden met de Arabische Emiraten en Bahrein.”
— Streep je dat af tegen het feit dat hij corrupt was en om een rechtszaak te voorkomen uit eigen belang voor deze regering koos?
“Op het moment dat je de liberale waarden aantast, zegt een groot deel van de Joodse gemeenschap: toedeloe, hier hebben wij geen zin in.”
— Zou je Nederlandse Joden nu juist niet moeten aansporen om zich uit te spreken, om in actie te komen? Net als jij vijftig jaar geleden deed met Werkgroep Israël?
Nu het echt moeilijk wordt heeft Israël juist zijn vrienden nodig, vindt Naftaniel, en mag je het land niet in de steek laten. Na enig nadenken zegt hij met nadruk: “Er is een genuanceerd geluid nodig. Wij staan achter Israël, wij vinden allemaal dat het land er moet zijn en we zijn er ook trots op. Maar we willen ook dat de rechtsstaat goed wordt beschermd. Zo’n beweging van kritische vrienden zou zeker goed zijn. Daar ligt een dankbare taak en ik ben ervan overtuigd dat zo’n geluid er zal komen.” •