Joden in de samenleving en politiek – na 1945 – Meer dan alleen maar overleven

Geschreven op: 15-12-2020
Delen:

“…dat Joden nu bescheidenheid aan de dag moeten leggen en dankbaar moeten zijn dat ze door christenen gered zijn.”

TEKST KARIEN ANSTADT

Toen Mr. L.E. Visser, jurist en president van de Hoge Raad, in 1941 door de Duitsers ontslagen werd omdat hij een Jood was, durfde geen van de leden van die Raad protest aan te tekenen. Zelfs tijdens de bezetting werd hen dat door sommigen al kwalijk genomen, zoals de juristen R.P. Cleveringa en B.M. Telders die zich wel verzetten tegen ontslag van hun Joodse collega’s.

Hoe zat het met het politiek en maatschappelijk rechtsherstel na mei 1945 en konden teruggekeerde Joden hun vooroorlogse positie weer innemen? Zoals nu algemeen bekend is, konden Joden bij hun terugkeer in Nederland niet op veel begrip en steun rekenen, om het eufemistisch uit te drukken, noch van de overheid noch van de bevolking.

Latent antisemitisme van voor de oorlog kwam door de bezetting, met de daarmee gepaard gaande besmetting door racistische ideeën en de tot stand gebrachte absolute scheiding tussen Joden en niet-Joden, nu vaak openlijk naar buiten. Ingezonden brieven in kranten gaven daar blijk van.
In het Limburgs dagblad van 16 oktober 1944 schrijft A. Bruna in een artikel “Dat nu voorkomen moet worden dat de Joden in leidende posities – zoals in bestuurscolleges, in pers, film en bankwezen, een macht gaan uitoefenen die niet in verhouding staat tot hun aandeel in de bevolking.” Door sommigen wordt zelfs voor een numerus clausus gepleit.
Ook Dr. J. Presser signaleert in zijn boek Ondergang deel II geluiden, “…dat Joden nu bescheidenheid aan de dag moeten leggen en dankbaar moeten zijn dat ze door christenen gered zijn.” En opmerkingen als: “Er zijn eigenlijk nog te veel Joden in Nederland.”

Er is echter ook een grote groep die fel protest aantekent tegen dit antisemitisme en een politieke numerus clausus is er nooit gekomen. Hoe ging het verder? Naarmate de omvang van de genocide in de samenleving begon door te dringen, nam het openlijke antisemitisme af en werd daar publiekelijk tegenin gegaan.
Dat neemt niet weg dat Joden soms te maken kregen met rancune als zij hun oude beroep of baan van voor de oorlog weer wilden oppakken. Na hun ontslag tijdens de bezetting was hun plek ingenomen door nietJoden of NSB’ers, die hun plaats weer moesten afstaan. Soms moest men echter vechten voor rechtsherstel.

Carel Polak, minister van Justitie

Carel Polak, jurist en later minister van Justitie, bewerkte voor de oorlog het tweede deel van de driedelige serie Schets van het Nederlandsch Burgerlijk Recht. In 1940 kreeg Jurist A. Pitlo de opdracht de overige delen te bewerken. Polak, die gedwongen was om onder te duiken, moest meemaken dat Pitlo na de oorlog in de publicatie zelf geheel met de eer ging strijken en pas na veel uitgeoefende druk slechts summier in de publicatie aangaf wat de bijdrage van Polak was geweest. Er ontstond een felle polemiek waaraan verschillende partijen deelnamen die decennia heeft geduurd (zie affaire Pitlo).
Hoewel rechtsherstel een proces van jaren is geweest (een verhaal op zich) en tot de dag van vandaag nog steeds doorgaat, konden Joden geleidelijk aan weer hun plaats in de maatschappij innemen. En dat deden ze vaak met verve en succes!

In 2011 publiceerde JMW het boek Aan het werk, de opmerkelijke Joodse bijdrage aan naoorlogs Nederland, auteur André Agsteribbe. Het is een eerbetoon aan de overlevenden die de kracht opbrachten om weer aan het werk te gaan, iets op te bouwen en ondanks al het verdriet en de doorstane ellende iets van hun leven te gaan maken. Velen gaven in de loop van hun leven aan hoezeer oorlog, vervolging en onrecht bepalend zijn geweest voor de keuzes die zij in hun werkzame leven maakten. Op het gebied van openbaar bestuur lichten we er hier een aantal uit:

Vrouwen op de barricade!

Annemarie Grewel, (1935 -1998), van beroep pedagoge, bekleedde diverse voorzittersfuncties, van de vaste Kamercommissie voor Binnenlandse Zaken en van de Eerste kamer, maar ook van diverse vooruitstrevende maatschappelijke organisaties. Ze kwam altijd op voor de zwakkeren in de maatschappij, streed tegen racisme en antisemitisme en voor de emancipatie van vrouwen en homo’s.

Anneke Goudsmit (1933), was van 1967 tot 1974 Tweede Kamerlid voor D66, van 1989 tot 1996 raadsheer bij het Amsterdamse Gerechtshof. Ze kwam destijds in opstand tegen het voornemen van minister Van Agt om de Drie van Breda vrij te laten en ook tegen zijn standpunt over abortus.

Hedy d’Ancona (1937), feministisch actievoerster, zat o.a. in het Europees Parlement voor de PvdA en was van 1989 tot 1994 Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur. Vervulde nog tal van andere functies.


Hanneke Gelderblom-Lankhout (1936) lid van D66, was onder meer voorzitter van de Vaste Commissie voor Ontwikkelingssamenwerking van de Eerste Kamer, voorzitter van de Landelijke Werkgroep Volkshuisvesting en van de Werkgroep Midden-Oosten. Zij richtte het Haags meldpunt Racisme en Discriminatie op.


Anita Leeser-Gassan (1935), die als kind in BergenBelsen had gezeten, koos zoals zij zelf zei voor een rechtenstudie door haar gevoel voor rechtvaardigheid. Aanvankelijk had zij een advocatenpraktijk. Vervolgens werkte ze ruim 25 jaar als rechter in Amsterdam, waarvan 19 jaar als kinderrechter.


Anna (Guusje) Minkenhof (1909 – 2005) werd in 1965 benoemd tot rechter van het Hooggerechtshof in Den Haag en in 1967 als eerste vrouw benoemd tot raadsheer in de Hoge Raad. Ze heeft zich in het bijzonder altijd met kinderrechten beziggehouden.

Sonja Boekman (1922 – 2000), advocate, werd in 1977 de eerste vrouwelijke deken van de Haarlemse Orde van advocaten. In de jaren ’80 was ze raadsheer in de Hoge Raad. Ze vervulde nog tal van andere functies. De OSR Sonja Boekmanprijs, ingesteld door de OSR Juridische Opleidingen en de Orde van Advocaten, wordt jaarlijks uitgereikt en wil bevorderen dat vrouwen in de advocatuur doorstromen naar topfuncties.

Bestuurders en burgemeesters:
George van den Bergh (1890 -1966), jurist, voor de oorlog fractievoorzitter van de SDAP, overleefde kamp Buchenwald. In 1945 keerde hij terug in zijn functie van hoogleraar en werd tevens raadsheer bij het Bijzondere Gerechtshof in Amsterdam. Daarnaast was hij voorzitter van tal van maatschappelijke organisaties.
Sydney van den Bergh (1898 -1977), opgegroeid in het familiebedrijf dat margarine produceerde (het latere Unilever) was in 1959 korte tijd minister van Defensie. Van 1962 tot 1969 was hij in tal van functies politiek actief voor de VVD. Ook bekleedde hij bestuursfuncties bij o.a. de KLM en het Algemeen Handelsblad, NRC. “Ik deed het voor die hele groep mensen die er niet meer is.”
Wim Polak (1924 – 1999) PvdA, journalist, fractievoorzitter en wethouder Financiën, werd in 1977 burgemeester van Amsterdam. Het was voor hem niet de kroon op zijn loopbaan; over de aanvaarding van het ambt zei hij in een interview: “Ik deed het omdat mijn ouders (omgekomen in de kampen, red.) het fijn gevonden zouden hebben, ik deed het voor die hele groep mensen die er niet meer is.” Hij maakte veel mee tijdens zijn ambtsperiode: krakersrellen en onrust bij de inhuldiging van Beatrix. Toen de politie hem adviseerde om tijdens de inhuldiging de bruggen tussen de Amstel en binnenstad op te halen weigerde hij met de opmerking dat hij dat ‘al eens tijdens de oorlog had meegemaakt’.
Ed van Thijn (1934) Ging begin jaren ’60 de politiek in (PvdA) en heeft gedurende verschillende periodes ministerposten bekleed. In 1983 werd hij burgemeester van Amsterdam. Van Thijn, die als kind op talloze adressen ondergedoken was, liet zijn stem in de samenleving en politiek altijd horen als het om de positie van minderheden en zwakkeren binnen de samenleving ging. Tijdens zijn ambtsperiode als burgemeester sprak hij, na enige aarzeling te hebben overwonnen, op verzoek over zijn persoonlijke ervaringen tijdens het congres Het Ondergedoken Kind, dat JMW in 1993 organiseerde.
Jacques Baruch (1917 – 1996), in 1946 afgestudeerd als arts, was gespecialiseerd in revalidatiegeneeskunde. Van 1953 tot 1970 was hij gemeenteraadslid van Amsterdam. Begin jaren ’70 was hij lid van de Tweede Kamer voor Democratisch-Socialisten 1970, waar hij zich bezighield met volksgezondheid, maatschappelijk werk en milieuhygiëne. Het was Baruch die het in 1971 voor elkaar kreeg dat de Rijksgroepsregeling vervolgingsslachtoffers 1940 – 1945 werd omgezet in de wettelijke regeling Wet Uitkeringen Vervolgingsslachtoffers (WUV). Dit is slechts een greep uit de zeer velen, en misschien kun je wel concluderen dat de maatschappelijke participatie van Joden in verhouding tot het aantal overlevenden aanzienlijk is geweest. •

Ontvang updates van Benjamin online

Via de email updates over nieuwe artikelen van de Benjamin online ontvangen? Laat je mailadres achter.
* Vereist veld

Ontvang Benjamin alerts zodra er wat nieuws geplaatst is.




Blijf op de hoogte

Ontvang de tweewekelijkse nieuwsbrief van JMW in je mailbox
Ja, ik wil mij aanmelden